Persoonlijke voornaamwoorden

Easy

Personal Pronouns

In deze les leer je de persoonlijke voornaamwoorden in het Nederlands gebruiken. Deze voornaamwoorden vervangen mensen of dingen als onderwerp van de zin en zijn essentieel voor het vormen van correcte zinnen.

In this lesson, you will learn to use personal pronouns in Dutch. These pronouns replace people or things as the subject of the sentence and are essential for forming correct sentences.

Recognize Dutch personal pronouns in singular and plural forms.
Use personal pronouns appropriately in different sentence structures.
Understand the difference between formal and informal forms.

Persoonlijke voornaamwoorden: Personal pronouns
Onderwerp: Subject

Nederlands (NL)	English (EN)	Français (FR)
Ik ga naar de winkel.	I am going to the store.	Je vais au magasin.
Jij bent mijn vriend.	You are my friend.	Tu es mon ami.
Hij leest een boek.	He is reading a book.	Il lit un livre.
Zij kookt het avondeten.	She is cooking dinner.	Elle prépare le dîner.
Het is koud buiten.	It is cold outside.	Il fait froid dehors.
Wij gaan naar het park.	We are going to the park.	Nous allons au parc.
Jullie zijn hier welkom.	You all are welcome here.	Vous êtes les bienvenus ici.
Zij spelen voetbal.	They are playing soccer.	Ils jouent au football.

Learning Objectives

Terminology

Examples

Resources