Bijvoeglijke naamwoorden en vergrotende trap

Medium

Adjective Endings and Comparatives

Deze les behandelt de regels voor bijvoeglijke naamwoorden in het Nederlands, inclusief verbuigingen met lidwoorden, meervoudsvormen, de vergrotende trap en de overtreffende trap. Ook worden onregelmatige vormen besproken.

This lesson covers the rules for Dutch adjectives, including agreement with articles and plurals, the comparative degree, and the superlative degree. Irregular forms are also included.

Apply adjective endings correctly based on noun gender and definiteness.
Form comparative adjectives with regular and irregular patterns.
Form superlative adjectives using standard and irregular forms.

Bijvoeglijk naamwoord: Adjective
Verbuiging: Inflection
Vergrotende trap: Comparative
Overtreffende trap: Superlative
Lidwoord: Article (de/het/een)

Nederlands (NL)	English (EN)	Français (FR)
Het grote huis staat te koop.	The big house is for sale.	La grande maison est à vendre.
Ik heb een kleine auto gekocht.	I bought a small car.	J'ai acheté une petite voiture.
Wij zagen een mooie tuin.	We saw a beautiful garden.	Nous avons vu un beau jardin.
Dit is een nieuw idee.	This is a new idea.	Ceci est une nouvelle idée.
Het kleinere huis is goedkoper.	The smaller house is cheaper.	La maison plus petite est moins chère.
Zij heeft twee oude honden.	She has two old dogs.	Elle a deux vieux chiens.
Deze stoel is comfortabeler.	This chair is more comfortable.	Cette chaise est plus confortable.
De beste oplossing is duidelijk.	The best solution is clear.	La meilleure solution est claire.
De rode bloemen bloeien.	The red flowers are blooming.	Les fleurs rouges fleurissent.
Zij droeg een nieuwe jurk.	She wore a new dress.	Elle portait une nouvelle robe.
Dat was de grootste fout.	That was the biggest mistake.	C'était la plus grande erreur.
Hij woont in een kleiner appartement.	He lives in a smaller apartment.	Il vit dans un appartement plus petit.
Wij kochten vers brood.	We bought fresh bread.	Nous avons acheté du pain frais.
De koudere dagen komen eraan.	The colder days are coming.	Les jours plus froids arrivent.
Ik zag de mooiste zonsondergang.	I saw the most beautiful sunset.	J'ai vu le plus beau coucher de soleil.
Zij wonen in een schonere buurt.	They live in a cleaner neighborhood.	Ils vivent dans un quartier plus propre.
Dit is het ergste probleem.	This is the worst problem.	C'est le pire problème.
Hij is ouder dan zijn broer.	He is older than his brother.	Il est plus âgé que son frère.
De goedkope hotels zijn volgeboekt.	The cheap hotels are fully booked.	Les hôtels bon marché sont complets.
Zij willen een groter huis kopen.	They want to buy a bigger house.	Ils veulent acheter une maison plus grande.
Wij kozen de meest praktische oplossing.	We chose the most practical solution.	Nous avons choisi la solution la plus pratique.
Zij heeft de liefste kat.	She has the sweetest cat.	Elle a le chat le plus gentil.
Dit is een interessant boek.	This is an interesting book.	Ceci est un livre intéressant.
De slimmere studenten waren eerder klaar.	The smarter students finished early.	Les étudiants plus intelligents ont terminé plus tôt.
De drukste straten zijn lawaaierig.	The busiest streets are noisy.	Les rues les plus fréquentées sont bruyantes.

Learning Objectives

Terminology

Examples

Resources